Kijk jij vaak naar jezelf in de spiegel of in andere reflecterende oppervlakken? Vergelijk je jezelf constant met anderen? Denk je dat jij er slechter uit ziet en dat zij dit ook vinden? Probeer je delen van je uiterlijk te verbergen door een bepaalde lichaamshouding aan te nemen? Ben je somber of angstig over de manier waarop je er uit ziet?
Als de zorgen over je uiterlijk obsessief worden, kan het zijn dat je last hebt van een Body Dismorphic Disorder (BDD). Het zesmaal per jaar verschijnende vakblad PsychoPraktijk besteedt in het eerste nummer van dit jaar aandacht aan deze nog relatief onbekende stoornis. Volgens de schrijvers van het artikel is BDD, waar in Nederland naar schatting enkele tienduizenden mensen aan lijden, ondergediagnosticeerd. Het artikel verkent waarom patiënten met BDD nauwelijks psychisch behandeld worden.
Wat is BDD?
In de Nederlandse vertaling van DSM-5 staat BDD bekend als morfodysfore stoornis. In vakjargon betekent dit ‘preoccupatie met een vermeend defect in het uiterlijk’. Het defect moet hierbij voor derden niet zichtbaar zijn, of de preoccupatie moet duidelijk overdreven zijn. Mensen met BDD verbergen hun vermeende defect of proberen dit te corrigeren met behulp van een plastisch chirurg. Soms proberen ze het zelf te corrigeren. Vaak mijden ze sociale situaties en raken hierdoor in een isolement.
BDD zou volgens het artikel in PsychoPraktijk ongeveer even vaak voorkomen bij mannen en vrouwen. Maar, zo wordt beschreven, er bestaan sekseverschillen in het object van onvrede. De ontevredenheid van vrouwen richt zich vooral op overmatige lichaamsbeharing, gewicht en vorm van borsten, benen en heupen. Ontevreden mannen hebben vooral aandacht voor de dikte van hun haardos, te dunne lichaamsbouw en de vorm van de genitaliën. De auteurs karakteriseren BDD als een relatief ernstige psychische stoornis, waarbij ongeveer een kwart van de BDD’ers één of meerdere zelfmoordpogingen heeft gedaan en 12% ooit klinisch is opgenomen voor psychische klachten.

foto credit:
kT LindSAy
Flickr Creative Commons
Waarom wordt BDD niet tijdig herkend en is er sprake van onderdiagnostiek?
Veel mensen met BDD zijn ervan overtuigd dat ze een fysiek in plaats van een psychisch probleem hebben en zoeken hulp in het zogenaamde somatische circuit. Ze bezoeken vaak eerst de huisarts, om van daaruit doorverwijzing te krijgen naar de kaakchirurg, dermatoloog of plastisch chirurg. Het artikel beschrijft allereerst het probleem dat huisartsen in veel gevallen BDD niet als zodanig herkennen en dat er dus geen (psychologisch) alternatief wordt geboden voor een doorverwijzing naar de somatisch specialisten.
Binnen deze somatische hulpverlening is volgens de auteurs van het artikel nog veel terrein te winnen. Corrigerende cosmetische behandelingen helpen in veel gevallen niet echt en maken de patiënt nog ontevredener. BDD-patiënten zijn vanwege de aard van hun klachten moeilijk te motiveren voor psychologische hulp. Ze blijven vaak rondjes draaien in de wereld van somatische hulpverlening. De ‘somatici’ zouden zich volgens het artikel kunnen trainen in motiverende gespreksvoeringstechnieken, om de patiënt te bewegen tot psychologische hulp bij het GGZ. Overigens vindt er bij het GGZ ook nog geregeld onderdiagnostiek plaats. De schrijvers verklaren dit doordat BDD nog maar kort belicht wordt in de wetenschappelijke wereld en er nog relatief weinig kennis over is bij hulpverleners van het GGZ.
Onderdiagnostiek
Onderdiagnostiek kan ontstaan omdat BDD nogal wat overlappende symptomen heeft met andere stoornissen, zoals angst-, eet- en waanstoornissen. De symptomen kunnen eenvoudig verkeerd geïnterpreteerd worden, waardoor de patiënt de verkeerde diagnose krijgt. Bij het stellen van de diagnose moet worden uitgesloten dat er sprake is van een andere stoornis. Als alle symptomen bijvoorbeeld betrekking hebben op het lichaamsgewicht, kan het ook ‘gewoon’ een eetstoornis zijn. Naast overlap in de symptomen hebben patiënten vaak nog last van andere psychische klachten of stoornissen. Bij BDD komt deze zogenaamde comorbiditeit vaak voor met stemmings-, angst-, persoonlijkheidsstoornissen en middelengebruik.
De schrijvers pleiten vanwege de hoge mate van comorbiditeit en overeenkomsten met andere stoornissen voor een zogenaamde differentiaal diagnostiek bij mensen met BDD. Ook willen zij een multidisciplinaire samenwerking op gang brengen tussen de verschillende hulpverleners die met BDD-patiënten te maken krijgen. Voor de patiënten zelf zou psycho-educatie de kennis over hun stoornis moeten vergroten. Het artikel sluit af met de hoopvolle mededeling dat BDD-klachten met psychologische behandeling en medicijnen aanzienlijk te verminderen zijn.
Tenslotte
Bij veel stoornissen komt over- of onderdiagnostiek voor. Het verbaasde me niet te lezen dat dit ook bij BDD het geval is. Diagnoses uit elkaar houden blijft een kwestie van goed (door)zoeken en niet zomaar je hypotheses voor waar aannemen. Door op Socratische wijze je hypothesen te toetsen bij de client kom je erachter waar het probleem echt ligt. Ik ben er wel voorstander van om bij plastische chirurgie en andere somatische specialisaties altijd ook de psychische component uit te vragen om BDD uit te sluiten. En indien er sprake is van BDD: eerst doorverwijzen voor psychische zorg en niet zomaar gaan opereren.
Bronnen/overige links
*PsychoPraktijk nr1 2015. Body dysmorphic disorder: een ondergediagnosticeerde stoornis.
Door: Nick de Waard, Sako Visser, Theo K. Bouwman en Saskia M. van Es
*Katherine A. Phillips. The Broken Mirror. Understanding and Treating Body Dysmorphic Disorder. Revised and Expanded version.Oxford University Press 2005