Spinnen, hoogtes, bloed, in een vliegtuig zitten…het is een kleine greep uit de dingen waar mensen een fobie voor kunnen hebben. Zo’n fobie wordt ook wel een enkelvoudige of specifieke fobie genoemd. Een specifieke fobie komt vaak voor; jaarlijks hebben ruim driekwart miljoen mensen in Nederland er last van. Waar komt zo’n fobie vandaan? En hoe kun je er vanaf komen?
Mensen met een specifieke fobie zijn overdreven bang voor een bepaalde situatie, een bepaald voorwerp of dier, terwijl ze zelf best wel weten dat die angst niet logisch is. Het is ook mogelijk dat iemand bang wordt van alleen al de gedachte aan het voorwerp of de situatie. Een specifieke fobie komt twee keer vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. Ongeveer één op de tien mensen heeft minstens een keer in zijn leven last van irreële angst.
Soorten fobieën
Er zijn verschillende soorten specifieke fobieën. Een paar voorbeelden:
– Dierfobie; angst voor spinnen, honden, insecten of andere beesten;
– Fobie voor natuurverschijnselen als storm, onweer en water;
– Bloed– injectie- en wondfobie;
– Situationele fobie, zoals angst voor hoogtes, liften, tunnels, vliegen en autorijden.
– Andersoortige fobie, waarbij iemand bang is voor andere prikkels zoals situaties die zouden kunnen leiden tot benauwdheid, overgeven (emetofobie) of een ziekte.
De meesten van ons kunnen zich nog wel iets voorstellen bij angst voor enge beesten of een afkeer van bloed, maar er komen ook ongebruikelijkere fobieën voor, zoals angst voor klokken (chronomentrofobie), angst voor eetstokjes (consecotaleofobie) of angst voor bomen (dendrofobie). Er zijn ook andere fobieën die niet onder de specifieke fobieën vallen, zoals de angst een ziekte op te lopen (hypochondrie), een sociale fobie of straatvrees.
Hoe kom je eraan?
Specifieke fobieën ontstaan vaak in de kinder- of tienerjaren en kunnen vanzelf weer overgaan. Maar sommige mensen blijven hun fobie houden, en dan is er weinig kans dat de fobie vanzelf weer verdwijnt. Er zijn verschillende ideeën over hoe een fobie ontstaat, waaronder:
Biologisch model
Het biologische model gaat er vanuit dat er iets verkeerd zit in het mechanisme dat ons beschermt tegen gevaar, waardoor iemand een irreële angst voor iets ontwikkelt.
Klassieke conditionering
De fobie kan ook ontstaan doordat een vervelende of traumatische ervaring wordt verbonden met een situatie of een voorwerp dat eigenlijk heel onschuldig is. De eerste keer was de angstreactie misschien terecht, maar de keren daarna is de angst niet realistisch meer.
Cognitief model
Het kan ook zijn dat iemand iets al als negatief ervaart, en door er veel over na te denken en het idee van gevaar te versterken ontstaat er een echte angst. Denk aan de veel voorkomende spinnenfobie. Het idee dat veel mensen van spinnen hebben is niet echt positief. Door er steeds meer over na te denken en het idee van gevaar te versterken, kan een fobie ontstaan.
Imiterend leren
Kinderen kunnen van hun ouders of anderen leren om voor bepaalde dingen bang te zijn, bijvoorbeeld bang zijn voor onweer omdat je moeder er erg bang voor was.
Hoe kom je er weer vanaf?
De meest voorkomende behandeling van een specifieke fobie is de exposure-behandeling. Daarbij word je onder professionele begeleiding stapje voor stapje blootgesteld aan datgene je bang voor bent. Je begint met de minst angstaanjagende fase (bijvoorbeeld het denken aan een spin), en stukje bij beetje ga je verder naar de moeilijkste fase (het vasthouden van een spin). Een andere strategie bij de exposure-therapie is ‘flooding’. Hierbij gaat het niet stapje voor stapje, maar word je direct langdurig blootgesteld aan je ergste angst. De meeste mensen zullen de geleidelijke aanpak kiezen, maar allebei de vormen blijken heel goed te werken. De confrontatie met het angstwekkende voorwerp of de situatie vermindert vaak de intensiteit van het angstgevoel en kan de angst zelfs doen verdwijnen. Het kost je waarschijnlijk wat bange momenten met klamme handjes, maar dan kun je wel voorgoed verlost zijn van je angst. Klinkt dat niet heerlijk?