In mijn praktijk ontmoet ik regelmatig mensen die bezig zijn met het thema vriendschap. Ze spelen met vragen over het aangaan, verdiepen en beëindigen van vriendschap. Het gaat hierbij om mensen in verschillende levensfasen, waarbij me opvalt dat ook op latere leeftijd nog nieuwe vriendschappen ontstaan.
Gezonde vriendschap
We zijn sociale wezens en willen graag contact en verbinding. Om dit te bereiken sluiten we vriendschap met anderen. Bij vriendschap hoort gezien worden, waardering krijgen, voor een ander zorgen en niet alles alleen willen doen. Andere begrippen die er bij passen zijn gemeenschappelijkheid, vertrouwen en gelijkwaardigheid.
Vriendschap draagt bij aan de ontwikkeling van het individu. Je leert ervan hoe aantrekken en afstoten werkt en hoe je omgaat met anderen in dagelijkse situaties. Voor de meeste mensen is een vriendschap geslaagd als deze gelijkwaardig is. Gelijkwaardig qua levensfase, investeren van tijd en aandacht, waarden waar je voor staat. Een vriendschap is naar mijn idee ook geslaagd als je er uit kunt halen wat je zoekt en als je elkaar de ruimte kunt geven.

Fotocredit:
Friendship – Graeme Rattray
Flickr Creative Commons
Als een vriendschap emotioneel gelijkwaardig voelt, is onbaatzuchtig geven makkelijker dan wanneer één van beiden voelt dat de ander te veel vraagt. Een vriendschap die alleen vraagt kost op de lange termijn energie en daar loop je op leeg. Toch blijven mensen ook vrienden op basis van geschiedenis of blijven ze ‘omdat het zo hoort’ plakken aan mensen die hen alleen maar negatieve energie geven.
Onzekere mensen zoeken soms in een vriendschap de bevestiging dat ze oké zijn, omdat ze dit gevoel van zekerheid niet uit zichzelf kunnen halen. Ook vanuit eenzaamheid gaan mensen op zoek naar ‘vulling’ bij anderen. Als een persoon de vriendschap vooral aanhaalt om niet alleen te zijn, is het de vraag of dat een gezonde basis is.
Afstand
Gezonde (gelijkwaardige) vriendschappen hebben contact en verbinding en dat geeft geluk. Daarbij is het wat mij betreft wel belangrijk dat dit echt contact is en niet alleen digitaal contact. In de tijd waarin mijn ouders en ook mijn eigen generatie opgroeiden bestond vriendschap vooral door fysiek in elkaars aanwezigheid te zijn. Dat lijkt tegenwoordig minder belangrijk.
Door de ontwikkeling van digitale communicatiemiddelen zie je meer contacten op afstand ontstaan, zowel letterlijk als figuurlijk. Ik denk dat we daardoor soms minder tijd maken om echt contact aan te gaan. Pubers bijvoorbeeld zie ik allemaal op hun mobiel zitten en niet echt samen kletsen. Ik vraag me af hoe we dat kunnen doorbreken.
Vrienden hoeven overigens niet altijd fysiek in de buurt te zijn. Voeding is nodig in een vriendschap, maar dat hoeft niet altijd door fysiek contact en de frequentie hoeft niet hoog te zijn. Zeker als een vriendschap ontstaat, is een hogere frequentie van elkaar zien gewenst om de relatie te voeden. Langdurige vriendschappen krijgen ook in een lagere frequentie voldoende voeding, daarbij pak je vaak de draad op waar je gebleven was.
Soorten vrienden
Er wordt wel eens onderscheid gemaakt in wat voor soort vrienden men kan hebben. Ik gebruik daarbij graag de indeling: ‘friends for a reason, for a season, for a lifetime’. Bij ‘reason’ doe je dezelfde studie, je bent collega’s, huisgenoten of buren (vaak plaatsgebonden). ‘Season’ markeert een tijdsperiode; studententijd, sportvereniging waar je een tijd lid bent, fase van je leven waarin bepaalde mensen passen. Onder ‘lifetime’ vallen de echte of beste vrienden, de ‘vrienden voor het leven’.
De psychologe Yager onderscheidt 10-types vrienden die een mens nodig heeft. Ik herken daarin dat mensen tegenwoordig vaker ‘doelgerichte’ vrienden hebben, bijvoorbeeld festival-, shop-, of sportvrienden. Ik denk dat vooral kinderen, pubers en 20’ers dit soort vriendschappen hebben. Als student waai je bijvoorbeeld makkelijk van de één naar de ander. Als je 30/40/50 bent heb je meer vaste verplichtingen en kies je denk ik steeds bewuster in wie je wel of niet investeert.
Het is natuurlijk mooi om bij één goede vriend diverse interesses verenigd te zien. Wie die luxe (nog) niet heeft, kijkt vaker rond om bij verschillende vrienden iets specifieks te halen. De vrienden waarmee je meerdere overeenkomsten hebt, waardeer je uiteindelijk wel beter denk ik. Als je meer fragmentatie hebt en overal een beetje haalt, mis je mogelijk diepgang en ga je de diepgang ook minder snel aan.
Ik denk dat we met FOMO (fear of missing out), social media en de vluchtigheid in het huidige leven niet altijd meer de moeite nemen om echt te investeren in diepgaande vriendschap, maar eerder voor de ‘snelle shotjes’ gaan. Ik merk zelf juist dat mensen echt ontdekken maakt dat je meer ziet wat je aan ze hebt en dat je ze op meerdere niveaus leert kennen.
Ontwikkeling en einde van een vriendschap
Zonder gemeenschappelijke deler houdt een vriendschap meestal niet lang stand. Verder zijn vertrouwen, eerlijkheid, openheid voor veel mensen en kernwaarden daardoor dus essentieel voor de ontwikkeling van een vriendschap. Zonder dat je de ander vertelt wat er speelt, blijft een vriendschap oppervlakkig. Mensen hebben naar mijn idee juist behoefte om hun vriendschap te verdiepen.
In fasen van stress leer je je vrienden kennen. Bij ziekte en overlijden zie je welke vrienden blijven, in tegenstelling tot de mensen bij wie het altijd alleen maar leuk moet zijn. Wanneer een vriendschap stand houdt als er issues zijn, je zowel in goede als in slechte tijden vrienden bent, je de ander in een slechte fase kan steunen zonder veel verwachtingen te hebben voor jezelf, dan is een vriendschap sterk.
Toch zijn er diverse gevaren voor een vriendschap. De monnik Grün noemt in zijn boek Vrienden: verveling, een druk bezet bestaan, ongelijkheid van de vrienden en een overmaat van weldaden. Ik voeg daar zelf graag aan toe: verschil van inzicht in persoonlijke kernwaarden of beschadiging ervan, geen onderlinge aansluiting meer vinden en te veel heftigheid in een van beide levens, zodat de ander te veel moet geven.
De eerder genoemde psychologe Yager hanteert nog het begrip friendshifts. In het boek Gelukkig met vrienden van Greving wordt dit uitgelegd als ‘een wisseling van de wacht op belangrijke momenten in het leven’. Bijvoorbeeld wanneer je volwassen wordt, op jezelf gaat wonen, kinderen krijgt of een baan vindt kunnen er verschuivingen in vriendschappen ontstaan.
Een vriendschap die op is kan verschillend eindigen. Vaak dooft het langzaam. Je verliest elkaar uit het oog, investeert niet meer, neemt bewust minder contact op en de ander haakt af. Soms gebeuren er dingen die voor de één of ander niet kunnen en zegt diegene actief en direct de vriendschap op.
Veel, weinig of geen vrienden
De meeste mensen hebben één of twee handen vol vrienden in een inner circle. Vervolgens heb je vrienden die in cirkels daar buiten zitten. Daar deel je niet alles mee, je ziet ze minder vaak en zegt elkaar niet echt waar het op staat. Hoe verder buiten de cirkel hoe meer mensen kennis zijn of vriend voor een specifiek doel.
Er zijn mensen die bang zijn voor afwijzing en daardoor vriendschappelijk contact afhouden. Of mensen die einzelgänger zijn en daarom interactie mijden. Verder heb je mensen die weinig toegevoegde waarde halen uit contact en daarom graag alleen zijn. Wordt dit voor de persoon in kwestie of zijn omgeving problematisch, dan kan er sprake zijn van een schizoide-persoonlijkheidsstoornis. Ook bij autisme zien we soms interactie issues.
Naast genoemde vormen die vriendschap in de weg staan om persoonlijke redenen, kan ook de context zorgen dat vriendschap ongewenst is. Denk aan vriendschap tussen baas en medewerker, hulpverlener en cliënt, gevangenisbewaarder en gevangene, docent en student, of op politiek niveau tussen leden van verschillende partijen. Het kan belangenverstrengeling zijn, machtsverschil en ethiek die dit soort vriendschappen niet mogelijk of zeer complex maakt.
Vrienden maken
Bij het maken van vrienden geldt soms opposites attract, juist iets wat je zelf niet hebt kan aantrekken. Zoals gezegd heb je wel iets gemeenschappelijks nodig om te verbinden. Ook is het handig als je elkaars stijl van communicatie enigszins snapt. Ik denk dat het ligt aan de fase in je leven en je behoeftes van dat moment wat je zoekt en nodig hebt.
In je kindertijd heb je kameraadjes nodig en het liefst een paar soorten (bouwers, sjouwers, douwers en schouwers), zodat je verschillend spel leert ontwikkelen. Tijdens je pubertijd zoek je vrienden bij wie je je verhaal kwijt kunt en met wie je leuke dingen kan doen. In je studententijd heb je behoefte aan studievrienden, stapvrienden, praatvrienden, huisgenoten. Bij de start van je werk komen daar collega’s bij.
Vaak ontstaan op school, vereniging, studie en werk vanzelf contacten en daarmee later ook vriendschappen. Hoe verder je in je leven komt, hoe meer je je netwerk al hebt en hoe kritischer je wordt in wie er nog bijkomt. Je ziet dan minder fluctuaties. Ik denk dat je tot en met je eerste banen sociaal actief bezig bent. Daarna volgt voor veel mensen een stabiele fase met wie ze al kennen.
Bij sommigen volgt er een fase met kinderen waarin ook nog nieuwe contacten ontstaan. Je staat als het ware weer op het schoolplein en vraagt of iemand je vriendje wil zijn. Zelf vroeg ik eens aan een andere moeder van school of ze het leuk vond om samen thee te drinken en dat is nu een goede vriendin. Je moet er op die leeftijd wel allebei bewust voor openstaan om nog iets nieuws te beginnen.
Ouderdom
Grofweg vanaf je 60e vallen er vaker dierbaren weg. Steeds verlies hanteren is dan best pittig. Mijn vader belde me pas op om met me te delen dat er weer een vriend ziek is, de zoveelste op rij. Mijn opa vertelde me ooit: ‘Iedereen is dood, ik ken niemand meer van vroeger’.
Er kan eenzaamheid ontstaan door het wegvallen van dierbaren. Ik zie dat sommige ouderen daarom wel behoefte hebben om nog nieuwe vriendschappen aan te knopen. Ouderen die nog vol in het leven staan, staan open voor nieuwe contacten. Zij die bezig zijn het leven vaarwel te zeggen investeren daar vaak niet meer in.
Voor ouderen die net met pensioen gaan zijn bestuursfuncties een optie. Ook een koor, cursus of vereniging kan zorgen voor nieuwe contacten. In een verzorgingstehuis worden regelmatig dingen georganiseerd, het kan goed zijn daaraan deel te nemen. De activiteit is misschien niet altijd leuk, maar je ontmoet wel mensen.
Eenzaamheid erkennen is ook belangrijk. Het is lastig als langzaam je contacten verdwijnen. Neem de ruimte om te rouwen en om te genieten van wat er wel is en hoe jij nog kunt genieten van de zaken die er wel zijn.
Verder lezen over vriendschap:
Wat een prachtig en leerzaam artikel.
Zelf heb ik ca twintig jaar geworsteld met vriendschappen.
En dan vooral dat ik deze vaak niet goed heb kunnen onderhouden en daarin bepaalde mensen ook teleurgesteld heb.
Daar heb ik erg veel last van gehad.
Vaak had ik ‘vriendschappen’ die eigenlijk helemaal niet zo goed bleken te klikken en/of steeds meer scheef groeiden.
De laatste ca twee jaar is mijn sociale netwerk een stuk beter.
Maar nog steeds heb ik wel ondervind ik wel hinder van piekeren, schuldgevoelens etc.
En angst om weer in dezelfde valkuil te stappen.
Ook in het aangaan van contacten die totaal niet bij me passen.
Hierin heb ik erg vaak last gehad van pleasen en maskeren (oa van mijn ASS, autisme).
Daardoor gaf ik een verkeerd en vertekend beeld van mezelf.
Het blijft best wel een moeilijke situatie.