Eén van de eerste klussen die ik in het nieuwe jaar heb, is spreken voor studenten van de Vrije Universiteit. Veel studenten kampen met prestatiedruk, loopbaanvragen en daaraan gerelateerde (keuze)stress. Ik wil ze er van bewust maken dat er meerdere wegen naar Rome leiden en dat je ook met vallen en opstaan kunt komen bij waar je hart ligt.
Keuzestress
Weet jij als beginnend student al wat je over tien jaar wil doen? En als je voor een studie kiest, kies je dan ook voor het loopbaanperspectief wat daarbij hoort? Er is een verschil tussen kiezen voor een studie en kiezen voor een loopbaan. De keuze is reuze en dit maakt het kiezen lastig. Kiezen voor wat je niet wilt (‘opruimen’ van keuzes) is één ding, kiezen voor wat je wel wilt vergt een andere manier van denken.
Ergens goed in zijn, er plezier in hebben, er inspiratie en motivatie uithalen, het speelt allemaal mee bij het maken van een keuze. Je passie volgen bij de keuze voor een studie is goed, mits je in hetgeen je kiest inhoudelijk goed bent. Want als je niet kunt zingen kan je er nog zoveel plezier in hebben, een ster zul je nooit worden. Al kun je met genoeg les (10000 uren regel) heus nog wel wat leren. Dus kies je voor waar je het op de middelbare school goed in was? Kies je algemeen zodat je nog alle kanten op kan? Of kies je op basis van wat je ziet bij ouders of vrienden?
Er zijn veel banen waarbij het onduidelijk is wat je nu precies voor studie gedaan moet hebben. Daarnaast zijn veel studies zo algemeen dat je daarmee minder gericht voor een baan kiest. Door de druk op de arbeidsmarkt denken mensen er bij hun keuze al over na of ze er later wel geld mee kunnen verdienen en of er wel gepaste banen zijn. Hoeveel afgestudeerden worden er tegenwoordig niet gedwongen wat anders te gaan doen, omdat er geen baan in hun sector te vinden is? Al deze dingen maken dat studenten twijfelen bij het kiezen.
Neem de tijd
Op een avontuurlijke dag wil je piloot worden. Wanneer je veel geld uitgeeft lijkt het bankwezen je wel boeiend en tijdens het sporten, is sportinstructeur ineens ook leuk. Keuzeprocessen kosten tijd. Het kan hierbij helpen om te luisteren naar intuïtie, ratio en goed advies, maar ook om je krachten en competenties te zien en te weten waar je plezier in hebt. Ik wens aankomende studenten in dat proces toe dat ze de tijd kunnen nemen, zodat duidelijker wordt wat ze raakt en wat ze willen.
Op middelbare scholen zijn er decanen die meekijken in de keuze voor een vervolgtraject. Ook gesprekken met medescholieren of loopbaantesten kunnen helpen. Het is echter de vraag wat je rond je 17e wilt doen als je puberbrein nog vol actief is. Als twijfel en keuzestress van alledag zijn is het extra lastig om echt tot zelfverkenning te komen.
Het lijkt mij verstandig om de studiekeuze en loopbaankeuze niet te veel samen te pakken. Natuurlijk horen ze bij elkaar en als je geneeskunde hebt gestudeerd is de weg naar bankdirecteur wellicht een vreemde, maar niets is onmogelijk. Het gaat er naar mij idee om dat je het lef hebt om echt te doen wat je wilt in plaats van je teveel vast te bijten in het arbeidsmarktperspectief. In de vier jaar tijd van bachelor naar master kan er nog een hoop veranderen op de arbeidsmarkt.

Fotocredit:
Studying – Steven S.
Flickr Creative Commons
Vroeg kiezen en pad uitstippelen
We leven in een wereld waarin prestatie en aanzien belangrijk zijn, dus moeten we na de studie meteen een goede baan hebben en de weg naar een glansrijke carrière inslaan. We willen rond ons 30e een eerste huis kopen en daarbij bedenken we of we een gezin willen en wanneer dat het handigst is. Traineetrajecten stimuleren dat we grote stappen nemen en onszelf zo snel mogelijk als manager presenteren, terwijl het ook heerlijk kan zijn te mogen groeien van junior naar medior naar senior.
En mogen we nu we tot ons 67e gaan werken ook nog stappen zetten als we 40 zijn? De angst dat we dan niets meer waard zijn voor de markt zit er bij veel mensen goed in. Het moet die eerste jaren gebeuren, dus is het geen optie om een ‘verkeerde’ beslissing te nemen. Terwijl achterin de 20 nog wat gaan doen of je later bij- of omscholen inzichten kan brengen die je eerder nog niet had of waar je nog niet aan toe was. Als je wat ouder bent haal je ook andere dingen uit je studie dan studiegenoten van begin 20.
Vroeg kiezen heeft voor de maatschappij natuurlijk voordelen. Kosten voor scholing stoppen voordat mensen 25 zijn. Ze zijn vervolgens rond die tijd inzetbaar op de arbeidsmarkt tot minstens hun 67e. Daarop kan politiek-economisch beleid gemaakt worden. Persoonlijk vraag ik me af of dat tijdpad wel past bij een puber en het maken van een keuze. Ik was vanaf mijn 15e heel duidelijk: ik wil psycholoog worden en ik wil behandelen. Echter hoeveel jongeren dat dan ook al weten en er bij blijven? Het zou boeiend zijn om daar cijfers van te zien.
Breed oriënteren
Ik denk dat veel pubers helemaal niet klaar zijn om zo vroeg te kiezen en dat plekken als University College waar je breed wordt opgeleid en je je daarna kunt specialiseren meer ruimte geeft om ook echt te zien waar je goed in bent, wat je leuk vindt en hoe die twee verenigbaar zijn.
Ik zou vanaf de 3e of 4e klas middelbare school scholieren al kennis laten maken met docenten van vervolgonderwijs, studenten en werkenden. Zo ontstaat er een breed beeld van wat er na de middelbare school allemaal mogelijk is.
Je hoort steeds vaker dat middelbare scholieren snuffelstages doen. Decanen kunnen meer doen dan alleen loopbaanonderzoek en juist ook meedenken in laagdrempelige oriëntatie-mogelijkheden. Laat kinderen elkaar bijvoorbeeld 360 graden feedback geven, zodat ze zien wat ze nu al kunnen. Daarbij is het naar mijn idee ook goed om breder te kijken dan alleen naar prestaties. Kijk juist ook naar karakter en hoe je dat kunt gebruiken om als student en later in je werk tot bloei te komen.
Sociale druk en prestatiedruk
Studenten ervaren veel groepsdruk. Het durven kiezen voor jouw weg is best spannend. Karakter is ook hier belangrijk. Ben je extern gericht en vind je het belangrijk wat een ander van je vindt, dan ben je gevoeliger voor sociale druk dan wanneer je autonoom bent en je weinig aantrekt van wat anderen van je vinden. De meeste mensen zijn gevoelig voor wat anderen denken en willen graag een rol in of aan de rand van de massa. Jezelf echt buiten een groep plaatsen is eenzaam en behoorlijk lastig. Keuzes laten beïnvloeden door een ander hoeft niet verkeerd te zijn, als je wel je eigen mening meeneemt en jezelf niet wegcijfert omwille van de druk van buitenaf.
Hierbij geldt de en-en in plaats van de of-of. Want als je wat voor een ander doet (bijvoorbeeld je vader wil dat je accountant wordt) dan is je intrinsieke motivatie niet genoeg en gaat dat je ergens opbreken. Je studieresultaten kunnen dan achterblijven. Je kiest vaker voor de leuke dingen op korte termijn en verliest de lange termijn uit het oog. Hierdoor krijg je kort geluk, maar lange pijn. Terwijl als je meer intrinsieke motivatie hebt, is je doorzettingsvermogen groter en ga je bij een tegenslag makkelijker door. Zo kun je de korte pijn omzetten in lang geluk.
Balans
Naast de keuzestress en de druk om nu al met hun toekomst bezig te zijn hebben studenten het ook praktisch te druk. Je hebt bijvoorbeeld studenten die al allerlei extra klussen doen voor een top cv. Daarbij komt stress van lange dagen met weinig rust, prikkelrijkheid, altijd mee kunnen discussiëren en moeten nadenken over hoe je te positioneren.
De lat hoog leggen is goed, maar het gaat ook om balans. Durf waardering te hebben voor vriendschap, familie, sport en andere ervaringen die jou ten goede komen. Nic Marks betoogt bijvoorbeeld dat het volgende zinvol is: connect, be active, take notice, keep learning, give. Dus je alleen richten op je studie en werk maakt dat je niet toe komt aan andere kernwaarden.
Begeleiding in de praktijk
Ik heb veel studenten in de praktijk die een breder beeld willen dan alleen op studiegebied. Ze kampen met thema’s als (keuze)stress en prestatiedruk, maar ook met angst, somberheid en levensfase gerelateerde problemen zoals zieke ouders en verbroken relaties. In mijn praktijk besteed ik aandacht aan stresshantering, balans tussen denken en voelen, intuïtie vertrouwen, zelfbeeld versterken, omgaan met onzekerheid/groepsdruk/keuzestress en krachten benutten.
We kijken ook wat er meer is dan de studie, welke waarden voor jou van belang zijn in het leven en we ontwikkelen indien nodig je communicatieve vaardigheden. Dus kwetsbaar durven zijn, hulp durven vragen en open praten over je last maken dat je je minder alleen voelt. Verder is er aandacht voor basale dingen als rust inbouwen, basis behoeften als slapen en eten serieus nemen en niet op alle fronten perfect willen zijn.
Ook is het volgens mij belangrijk dat het brein zich tot de leeftijd van 23 ontwikkelt en dat dit post-puberbrein ook directe aansturing nodig heeft, naast inspiratie en stimuleren van zelfredzaamheid. De vraag is wat je van dat ontwikkelende brein mag verwachten en waarin je studenten kunt begeleiden om tot meer zelfredzaamheid te komen. Verder is uitstelgedrag iets wat bij studenten speelt, daarbij is gebrek aan focus een onderdeel. Op dat vlak is er ook nog winst te behalen.
Tekort aan studentenpsychologen
Studentenpsychologen bieden vanuit oplossingsgerichte therapie steunend contact en denken mee in de zelfredzaamheid en weerbaarheid van studenten. Op verscheidene opleidingen werken psychologen met groeiende wachtlijsten, terwijl een bezoek aan deze mensen juist een snelle actie zou moeten zijn voor studenten in nood.
Wie weet is er wel een tussenrol denkbaar, waardoor de druk op de wachtlijsten afneemt en er hulp mogelijk is waarbij de student eerst wat stoom kan afblazen. Zo’n rol zou volgens mij goed bij de studieloopbaanbegeleider of de decaan kunnen liggen. Wanneer er toch therapeutische hulp nodig blijkt, kan men alsnog doorverwijzen naar de studentenpsycholoog of andere hulpverleners.
Ik denk dat het opschroeven van de capaciteit van het aantal studentenpsychologen niet het enige is wat nodig is. Ik zou naast studentenpsychologen die een goed en breed netwerk hebben voor snelle verwijzing nog meer willen; kleinschalig thema-onderwijs door docenten (communicatie, veilig klimaat, groepsdruk, keuzes maken) en cursussen op psychologisch vlak (stresshantering, assertiviteit, groepsdynamica, autonomie, zelfbeeld, omgaan met social media en sociale druk).
Maar ook ècht coachend onderwijs (als ik kritisch ben is dat nog weinig coachend en behoorlijk sturend), vroege begeleiding op middelbare scholen, leenstelsel en prestatie-afspraken weer eens onder de loep nemen. Tot slot is er naar mijn idee te veel strijd tussen de rol van de opleiding en van de student. Juist de samenwerking opzoeken en de student ook echt horen kan helpen. Opleidingen zouden kritisch kunnen kijken naar wat druk geeft en wat druk wegneemt en daarop sturen.