In mijn vorige blog schreef ik dat iedereen wel eens ergens bang voor is. Hetzelfde geldt voor onzekerheid, iedereen is in een bepaalde mate onzeker. Dit houdt je alert, het zorgt ervoor dat je voldoende zelfkritisch bent en dat je in beweging blijft. Als je onzekerheid echter te groot is (geworden) en je het niet meer in perspectief ziet, ontwikkelt het zich tot faalangst.
Vaak zie je faalangst al jong ontstaan. Je leert dan te nadrukkelijk dat je je moet aanpassen aan de ander, waardoor je bang bent niet aardig gevonden te worden. Of er is juist een sterke focus op presteren, waardoor je zijn af gaat hangen van je prestaties. Ook de omgang met faalervaringen zonder voldoende relativeringsvermogen kan leiden tot faalangst.
Je ziet het vaak tot uiting komen wanneer de prestatie-, sociale- of omgevingsdruk groter wordt. Concreet gaat het bij faalangst vaak over presenteren, studie afronden, baan vinden, relatie aangaan en nieuwe vrienden maken. Het komt zowel voor bij mannen als bij vrouwen, al zie ik het in mijn praktijk iets vaker voorkomen bij vrouwen.

Photo by Felix Koutchinski on Unsplash
De meeste mensen die bij mij komen hebben een faalangstvorm die samenhangt met een angstige basis, waarin er veel gericht was op prestatie en waarbij het zijn bestond uit wat je bereikte. Verder zie ik mensen met faalangst die samenhangt met sociale angst, kortweg (te) graag aardig gevonden willen worden. Deze vorm kan uiteindelijk leiden tot een stoornis.
Oorzaken van faalangst zijn meestal: angstige basis, genetische basis, te veel druk op presteren in de jeugd, negatieve ervaringen sociaal of in prestaties, druk vanuit omgeving, perfectionisme in karakter. Afhankelijk van de oorsprong kunnen technieken uit positieve psychologie helpen (krachten benadering, psychologisch kapitaal, oplossingsgerichte therapie, act). Veel therapeuten gebruiken ook cognitieve therapie om het aan te pakken.
Er zijn eigenlijk twee soorten faalangst. Mensen met negatieve faalangst zijn bang om fouten te maken (het soort faalangst waar ik het het vooral over wil hebben hier). Mensen met positieve faalangst hebben juist behoefte aan uitdagingen en zijn flexibel bij tegenslagen. Beide vormen van faalangst hangen samen met de zogenaamde prestatiemotivatie, oftewel de wens om uit te blinken en om een prestatie te leveren.

Photo by Jeremy Lapak on Unsplash
Zo kan een lage prestatiemotivatie duiden op negatieve faalangst. Je hebt dan kans op een bore-out, je gaat de prestatie uitdaging niet aan vanuit de angst om te falen en raakt uitgeput omdat je je potentieel niet benut. Negatieve faalangst kan ook samengaan met een hoge prestatiemotivatie. Dan maak je kans op een burn-out, je dwingt jezelf tot presteren, loopt constant op je tenen en intussen ben je bang om het fout te doen. Het gaat om de balans: optimaal is een combinatie van voldoende positieve faalangst en een hoge prestatiemotivatie.
In de westerse cultuur is presteren een ‘ingebakken’ doel. Helaas is het niet zo simpel dat als je je de behoefte tot presteren aanleert, de kans op faalangst altijd kleiner wordt. Ieder mens heeft namelijk zijn of haar eigen stresscurve. Vooral prestatiegerichtheid in combinatie met een stresscurve waarin je snel in de angst zit kunnen elkaar negatief beinvloeden. Je acteert dan vooral uit angst, presteren wordt een moeten en dat resulteert vaak in stilvallen en angst.
Niet iedereen heeft sowieso de drijfveer om te presteren en door te zetten. Als je die drijfveer promoot terwijl die in de basis wat ondergesneeuwd is, werk je jezelf tegen. Dan kun je je beter richten op een drijfveer die je meer van nature hebt, zoals bijvoorbeeld creativiteit, nieuwsgierigheid en samenwerking. Hierdoor kom je vaak beter uit de verf.
Als volwassene kun je preventief leren kijken naar je onzekerheden en zorgen dat ze niet met je aan de haal gaan, door goed te leren relativeren, ontspannen, vertrouwen te hebben in jezelf en inzien dat je van fouten kunt leren. Ouders kunnen kinderen al vroeg leren dat ze worden beloond op inzet en niet op prestatie en dat ze mogen zijn wie ze zijn. Dan doet het resultaat er minder toe en is elke inzet een beloning op zich.
Omdat faalangst vaak al jong ontstaat is het denk ik van belang dat de generatie die nu jonge kinderen heeft zich meer leert focussen op krachten, zijn en plezier, dus minder op presteren. Dan nemen we een hoop risico op faalervaringen voor de komende generaties weg.